Projectconfiguratie instellen
Inhoud
Projectconfiguratie instellen
- Ga naar Projectniveau.
- Klik in de tab Mijn projecten op het project dat u wilt configureren.
- Klik op Configuratie in het zijmenu.
U ziet hier verschillende items, gerangschikt in tabs, die u voor het project kunt configureren. Hieronder wordt beschreven hoe u deze items kunt instellen.
De meeste items worden 1-op-1 overgenomen van bedrijfsniveau als u een nieuw project aanmaakt. In het project kunt u deze dus aanpassen als dat gewenst is.
Exportlogo
- Klik op Logo uploaden.
- Selecteer uw logo en klik op Openen in de pop-up.
- Het logo is geüpload.
Als u het logo wilt wijzigen, dan herhaalt u bovenstaande stappen. Wilt u het logo verwijderen, dan klikt u op Verwijderen.
Bevindingen
- Klik op Nieuw.
- Voer de Naam van een bevindingstype in, zoals Afwijking of Restpunt.
- Klik op Opslaan.
- Het bevindingstype is opgeslagen met status Concept.
Om een type in gebruik te nemen dient het de status Actief te hebben. Selecteer het type en klik op Activeer.
Locatietypes
- Selecteer een type dat u wilt gaan gebruiken in het project en klik, indien nodig, op Activeer.
Herhaal deze stap om andere types te activeren. Deactiveer de types die u niet gaat gebruiken in het project.
Rijwegsecties aanmaken
Als u gebruik gaat maken van het locatietype Rijweg, dan kunt u hier ook secties voor aanmaken. Dit gaat als volgt:
- Selecteer locatietype Rijweg.
- Klik op Nieuw in het detailoverzicht dat rechts verschijnt.
- Voer de Naam in van een sectie, zoals Middenberm, Redresseerstrook of Vluchtstrook.
- Klik op Opslaan.
- De sectie is opgeslagen.
U kunt meerdere secties aanmaken.
Frequenties
- Klik op Nieuw.
- Voer de Naam in van een grootte, zoals Dag, Maand, Stuk(s), Uur.
- Klik op Opslaan.
- De frequentiegrootte is opgeslagen.
U kunt meerdere frequentiegroottes aanmaken.
Projectfasen
- Klik op Nieuw.
- Voer een Titel in.
- Voer een Afkorting in.
- Kies een Standaard projectfase.
- Klik op Opslaan.
- De projectfase is opgeslagen.
Integratie
- Klik op Nieuw.
- Geef het nieuwe geheim een Omschrijving (bijv. de naam van het externe systeem).
- Zet de Status op Actief (standaard geselecteerd).
- Zet het Geheimtype op Projectgeheim (standaard geselecteerd).
- Klik op Opslaan.
- Een Integratie ID en een Sleutel (Client ID en Client Secret) worden nu gegenereerd.
- Klik op Sluiten.
- Het geheim is opgeslagen.
Automatisch exporteren
- Klik op Bewerken
- Kies wanneer registraties automatisch geëxporteerd moeten worden.
- Kies een Documenttype.
- Klik op Opslaan.
Rapportage-templates
- Klik op Bewerken.
- Selecteer een Rapportage-template.
- Klik op Opslaan.
- Het rapportage-template is opgeslagen.
Meldingen
- Klik op Nieuw.
- Vul de Duur (een getal) in.
- Kies een Eenheid.
- Vink Urgent aan als dit van toepassing is op de Responseduur die u aanmaakt.
- Klik op Opslaan.
- De responseduur is opgeslagen.
U kunt meerdere responseduren aanmaken.
Gebruikersinterface
- Klik op Bewerken.
- Selecteer in het veld Objectenboom of de inhoud en structuur wel/niet aanpasbaar dient te zijn.
- Selecteer in het veld Werkpakkettenboom of de inhoud en structuur wel/niet aanpasbaar dient te zijn.
- Klik op Opslaan.
Sharepoint
- Klik op Bewerken.
- Voer de URL van de Sharepoint Site in (verplicht).
- Voer de naam van de Documentenbibliotheek in (verplicht).
- Vink Ingeschakeld aan of uit.
- Klik op Opslaan.
Voor meer informatie over bovenstaande items gaat u naar het artikel Het webportaal > Projectniveau > Mijn projecten > Configuratie.